dinsdag 8 november 2011

János en het ruimtewezen

Het was koud en het sneeuwde. De oude buschauffeur János had er een lange werkdag op zitten en stapte binnen in het dorpscafé voor een hartverwarmende palinka. In het dorpscafé was het lekker warm, het haardvuur brandde en in de hoek schitterden de gulden lichtjes van de kerstboom. Aan de toog zaten goede vrienden van de oude chauffeur; ze verwelkomden hem hartelijk. De gastvrouw zette János een lekkere perenpalinka voor en hij dronk die in één teug leeg. Daarna volgde er nog één, en nog één, en nog één... Na een uurtje of twee waren de oude buschauffeur en zijn vrienden stomdronken. János kocht nog een fles palinka voor thuis, voor de kerstdagen, en stopte die in zijn jaszak. Hij en zijn vrienden lalden goedenavond naar de gastvrouw en strompelden naar buiten. 

Het dorpsplein zag er idyllisch uit, bedekt met een dikke laag sneeuw en glinsterend in het licht van de volle maan die sierlijk boven de kerktoren prijkte. De oude buschauffeur nam afscheid van zijn vrienden en stapte naar huis, in de richting van de dorpskerk. Plots zag hij wel duizend gele lichtjes flikkeren, hoog boven de toren, diep in de inktblauwe hemel. De lichtjes kwamen dichterbij en hij zag geleidelijk aan de contouren van een ruimteschip verschijnen. Lieve hemel, dacht hij, marsmannetjes! Of droom ik het alleen maar, ben ik nu echt zo dronken? Hij draaide zich om en wou naar zijn vrienden roepen, maar die waren al in de nacht verdwenen. Het ruimteschip was nu helemaal zichtbaar en begon af te dalen in de richting van het dorpsplein. De buschauffeur verstopte zich achter het beeld van Onze-Lieve-Vrouw en staarde angstig in de richting van het ruimteschip, dat nu midden op het dorpsplein was geland.

Tussen de gele lichtjes ging er plots een deurtje open en er stapte een vreemdsoortig wezen naar buiten. Het wezen was ongeveer twee meter groot, had grote rode ogen en droeg een lang wit kleed, met een gouden gesp op zijn buik, bezet met edelstenen. De oude buschauffeur schrok en wilde wegrennen, maar zijn pruik bleef hangen aan de hand van Onze-Lieve-Vrouw. Hij struikelde en viel voorover, met zijn gezicht in de sneeuw. Verward bleef János liggen. De ruimtevaarder stapte naar de oude buschauffeur en hielp hem overeind. János staarde het wezen met grote ogen aan, kon geen woord meer uitbrengen en geen stap meer zetten. Na een lange stilte, reikte hij naar de fles in zijn jaszak en presenteerde die aan het wezen. “Palinka?”, vroeg János. Het wezen nam de fles aan en bekeek deze onderzoekend. De oude buschauffeur gebaarde dat hij de fles moest opendraaien en een flinke slok nemen. De ruimtevaarder zette voorzichtig de fles aan zijn mond, nipte eerst aarzelend en nam toen een aardige teug. Zijn ogen sloegen plots donkerpaars, dan lichtgeel en daarna weer felroze uit. De oude buschauffeur lachte hartelijk. Nadat het wezen bekomen was, lachte het luid mee. Even later zaten ze allebei tegen de kerkmuur en dronken lustig van de lekkere palinka en ze probeerden elkaar met handen en voeten te verstaan.

Na de zoveelste slok en vermoeid van de overweldigende ervaring, viel de buschauffeur in slaap. Hij werd wakker in de eerste ochtendstralen van een helle winterzon. De ruimtevaarder en zijn ruimteschip waren verdwenen. Het zal wel een droom geweest zijn, dacht de oude buschauffeur, tot hij plots de gouden gesp zag liggen, naast de lege fles palinka, tegen de kerkmuur. Dus toch, dacht hij, en glimlachte. Diezelfde dag nog verkocht hij de gouden gesp aan een juwelier uit de stad en trakteerde het hele dorp op palinka, tijdens het jaarlijkse kerstfeest. Hij vertelde opgetogen het verhaal van zijn ontmoeting met het vreemde wezen uit de ruimte, maar niemand geloofde hem en ze zeiden dat hij maar eens wat minder palinka moest gaan drinken.

János liet zich niet tegenhouden en bleef zijn verhaal vertellen, jaar na jaar, en jaar na jaar trakteerde hij zijn dorpsgenoten op lekkere perenpalinka, tot hij stierf. Hij werd begraven vlak bij de kerkmuur. Toen de dorpsgenoten dat jaar kerstmis vierden, brachten ze een bezoekje aan zijn graf, klonken met hun palinka op zijn herinnering en vertelden het verhaal over het ruimtewezen, dat ze zo dikwijls hadden gehoord. Plots verschenen er wel duizend gele lichtjes boven de kerktoren. De dorpelingen waren zo onder de indruk dat ze stokstijf bleven staan. Het ruimteschip landde op het dorpsplein, het wezen stapte uit, begroette de dorpelingen en ging bij het graf van de oude buschauffeur staan. Hij pinkte een geelgroene traan weg, keerde zich toen naar de dorpelingen en zei lachend: “Palinka?” De dorpelingen reikten hem verbaasd een fles aan, en algauw brak het feest weer los, tot in de vroege uurtjes. De naam János viel meermaals en er werd met plezier aan de oude buschauffeur terug gedacht...

Hannah Cogen

Dit verhaaltje schreef Hannah naar aanleiding van een opdracht die Kevin kreeg in de Hongaarse les. Hij moest een verhaaltje schrijven in het Hongaars met volgende woorden erin: ruimtevaarder (űrhajós), pálinka, pruik (paróka), kerk (templom) en chauffeur (sofőr).

Geen opmerkingen:

Een reactie posten